achtergrondinformatie introductie

Achtergrondinformatie introductieles

Deze achtergrondinformatie kunt u gebruiken bij het aanbieden van de les ter introductie op de kijktocht. U zult zelf nog wel een selectie uit deze tekst moeten maken, anders wordt het te veel en te moeilijk.

De Romeinse tijd

De geschiedenis van Nijmegen begint ongeveer in het midden van de eerste eeuw voor Christus, als de Bataven neerstrijken op de hoogvlakte, die in de voorlaatste Saale-IJstijd was ontstaan, zo'n 150.000 jaar geleden. Rond 15 voor Christus stichten zij op het meest westelijke uiteinde van deze hoogvlakte, op en rond het huidige Valkhof, het 'Oppidum Batavorum': de stad van de Bataven. Vanaf hier heeft men een goed uitzicht over een groot deel van het rivierengebied, wat belangrijk is vanuit militair oogpunt.

In dezelfde periode bouwden de Romeinen hun legerkampen op de strategisch hoog gelegen spoelzandwaaier-hoogvlakte van Nijmegen, met name het Kops Plateau en het Hunnerplateau. Op dit Hunnerplateau realiseerden zij een groot legerkamp voor zo'n 10.000 soldaten. De 'castra', met een grootte van ongeveer 40 hectare, krijgt een rechthoekig stratenpatroon en wordt omringd met een aarden wal.

De Bataven en Romeinen leven vrij vredig naast elkaar, tot in 69 na Christus, wanneer de Bataafse opstand uitbreekt. De Romeinen slaan deze opstand neer, verjagen de Bataven van het Valkhof en beginnen in 70 met het versterken van hun castra. Houten gebouwen maken plaats voor stenen, en rond het legerkamp komen een stenen vestingmuur en een diepe gracht. De oppervlakte van het kamp is echter gehalveerd en biedt nog plaats aan vijf- tot zesduizend soldaten. Rond het kamp ontstaat een kampdorp, waar ongeveer 2.500 mensen wonen. De verjaagde Bataven bouwen ondertussen - met hulp van Romeinse soldaten - een nieuwe stad even ten westen van het vernielde oppidum. De stad krijgt een 'Romeinse' vorm, met het typische dambordpatroon.

Omstreeks het jaar 105 verleent keizer Marcus Ulpius Traianus marktrecht aan deze nog jonge Bataafse stad, die de naam 'Ulpia Noviomagus Batavorum' krijgt. In de tweede helft van de tweede eeuw krijgt de stad daadwerkelijk Romeinse stadsrechten, en wordt ze ommuurd. Er wonen dan ongeveer 5.000 mensen. De stad beleeft een ware bloeiperiode. Onderaan het Valkhof, langs de rivier, ontstaat een nieuwe handelsnederzetting. Zo wonen er in een strook van vijf kilometer langs de Waal ongeveer 10.000 tot 15.000 mensen. Er zijn goede verbindingen met steden als Xanten en Keulen en er wordt een brug aangelegd over de Waal (ongeveer op dezelfde plaats waar de huidige spoorbrug ligt).

Rond 104 heeft het Tiende Legioen de castra op de Hunerberg al verlaten. Het legerkamp biedt nog wel plaats aan enkele kleinere legereenheden, maar na 175 wordt het kamp voorgoed door de Romeinen verlaten.

De bloeiperiode van Noviomagus duurt tot ongeveer 200. Daarna gaat het bergafwaarts: door onrust binnen het grote Rijk verslapte de bewaking van de grenzen, en geregeld drongen Germaanse stammen het gebied binnen. Mogelijk mede door stijging van het waterpeil van de Waal werd Noviomagus rond 270 verlaten en trokken de burgerbevolking en de legioensoldaten zich terug op en rond de Valkhofheuvel, daar waar vroeger het Oppidum Batavorum lag. Het Romeinse gezag is weer hersteld, maar rond 400 was het gedaan met de Romeinse aanwezigheid in deze streken .

De middeleeuwen: Nijmegen binnen de stadsmuren

Nadat de Romeinen uit deze streken weg zijn getrokken, breekt de  Frankische periode aan. Over de ontwikkeling van Nijmegen in deze periode is vrij weinig bekend, maar waarschijnlijk is de plaats wel spaarzaam bewoond gebleven.

Vanaf het midden van de achtste eeuw maakt Nijmegen - dan Numaga genoemd - opnieuw deel uit van een groot rijk: het Frankische Rijk. Aan het eind van deze eeuw maakt Keizer Karel de Grote Numaga tot zijn meest noordelijk gelegen verblijfplaats en hij laat een paleis of 'palts' bouwen op de Valkhofheuvel. In 880 wordt de palts ingenomen door plunderende Noormannen, die het een jaar later bij hun vertrek in brand steken. De palts wordt herbouwd, gaat in 1047 in vlammen op en wordt hersteld. Deze derde palts maakt uiteindelijk plaats voor een grote burcht, die keizer Frederik Barbarossa tussen 1152 en 1155 laat bouwen.

Numaga als handelsnederzetting ontstaat - waarschijnlijk al voor het jaar 1000 - tussen de huidige Grotestraat, Priemstraat en Nonnenstraat, ten westen van de Valkhofheuvel en op korte afstand van de Waal. Aanvankelijk heeft de nederzetting slechts weinig betekenis, maar in de twaalfde eeuw groeit de welvaart en breidt de Numaga zich uit in de richting van de rivier en later richting de Valkhofheuvel. Onderaan deze heuvel ligt de aanlegplaats voor de veerpont, die dan nog steeds de verbinding met de Over-Betuwe vormt.

In de 13de en 14de eeuw groeit 'Nieumeghen', dat in 1230 stadsrechten krijgt, steeds verder in zuidelijke richting. Burcht- en Broerstraat worden bebouwd, en op de kruising van deze twee wegen, vlakbij de in 1273 ingewijde Sint-Stevenskerk op de Hundisburg, ontstaat het nieuwe hart van de stad. Tussen de Waalkade en dit nieuwe centrum, aan de Grotestraat, vestigen zich de rijke kooplieden. Daarachter ontstaat een netwerk van nauwe straatjes, waar de minder welvarende burgers hun onderkomen vinden.

Met de verwerving van stadsrechten krijgt Nieumeghen onder andere het recht om stadsmuren aan te leggen. Waarschijnlijk komt aan het eind van de 13de eeuw een eerste aarden omwalling tot stand, waarbinnen de Valkhofburcht nog niet is opgenomen. Ongeveer een eeuw later wordt een tweede omwalling in steen uitgevoerd. Deze stadsmuur begint onderaan de Lindenberg en loopt via de Hoogstraat, Oude Stadsgracht, Pauwelstraat, Oude Varkensmarkt, Doddendaal, Parkweg en Nieuwe Markt terug naar de Waaloever. Mogelijk ligt nu ook de burcht binnen de stadsgrenzen.

Binnen de ommuring groeit de stad organisch: niet of nauwelijks gecontroleerd. Rond 1450 is de stad nog lang niet volgebouwd, maar buiten de ommuring zijn dan al twee voorsteden ontstaan: de Nieuwstad ten oosten en de Voorstad ten zuiden van de stad. Langs de Molenstraat, Ziekerstraat, Hertogstraat en Sint-Jorisstraat, is al sprake van gesloten bebouwing. De behoefte ontstaat om deze voorsteden bij de verdediging van de stad te betrekken en daarop besluit men een extra aarden wal aan te leggen. Deze volgt de loop van de huidige Derde en Tweede Walstraat en een deel van de Eerste Walstraat. Ter hoogte van de huidige Bloemerstraat buigt de wal abrupt af, om met een rechte hoek aan te sluiten op de bestaande muur . Zo is de meeste bebouwing rondom de stad 'veilig' opgenomen in de nieuwe omwalling. De middeleeuwen lopen geleidelijk ten einde, maar na deze tijd zal er nog veel aan de stadswallen worden gesleuteld.

home


REAGEER:

Uw aanvullingen of opmerkingen zijn welkom!
Met dit formulier kunt u (nog) geen foto's versturen. Gebruik daarvoor uw e-mailprogramma.
Opmaak kan wel, bv <b>Vet</b> of <i>cursief</i> geeft Vet of cursief.