Herinneringen Bombardement

Kronenburgersingel - Herinnering

Ingezonden op 09-03-2009 door Jeroen G.J. van Lith

 

Herinneringen kunnen dierbaar zijn, of afschuwelijk, maar vaak zijn ze niet feitelijk. Ze kunnen worden verdrongen of verwrongen want ons geheugen is lang niet altijd betrouwbaar. Zo heb ik het bombardement van Nijmegen wel gebruikt in een voordracht waarin de rode draad de (on)betrouwbaarheid van het geheugen was. Gelukkig hebben we over het bombardement enkele goed gedocumenteerde werken, waarbij ik vooral denk aan Alfons Brinkhuis, Bart Janssen en Joost Rosendaal, die ieder op eigen wijze de beschikbare gegevens hebben weergegeven en geïnterpreteerd. In mijn hier volgend verhaal zal ik proberen feit en fictie te onderkennen.

Geboren in 1933 aan de Kronenburgersingel beleefde ik het begin van de oorlog in een droom waarin ons gasfornuis ontplofte, in feite echter was het waarschijnlijk de ontploffing waarmee de spoorbrug werd opgeblazen. In die jaren speelde ik wel met kinderen in de Vredestraat maar die waren er plotseling niet meer. Uit die tijd herinner ik me ook dat aan de Parkweg, waarlangs we elke ochtend naar de Doddendaalkerk gingen, een huis verzegeld was. De ware betekenis van dit alles is toen waarschijnlijk niet echt tot me doorgedrongen. Het leven bestond uit routine, gelardeerd met levertraan, Kalzan en rozenhoedjes, de laatste vooral als er vliegtuigen in de lucht waren. Ik schijn toen eens gezegd te hebben : "die vliegtuigen lap ik aan mijn laars". Flink jongetje !, maar hoe beschadigd zou die "laars" worden !
In 1939 begon mijn schooltijd aan de St. Jozefschool aan de Nieuwe Marktstraat, direct achter ons huis. De onderwijzers waren Schuurmans, Brein, Ruiters (aardrijkskunde begon met de plattegrond van Nijmegen) en, in de vierde klas, Timmermans. Het moet in dat vierde jaar, dus schooljaar 42/43, geweest zijn dat de school gevorderd werd. Ik weet niet waarvoor, kan me wel vaag herinneren dat er Duitse soldaten rondliepen maar dat kan ik wel helemaal fout hebben. Na de vordering moesten we naar de school aan de Bijleveldsingel.

Op 22 februari, die als zo'n mooie winterdag begon, zaten we, als zovelen, het luchtalarm uit. Na het veiligsein ging mijn vader via de binnenstad naar de Weurtseweg (zie ook bedrijfspagina van Lith&Zonen), mijn beide broers waren elders, mijn moeder bleef thuis met de huishoudelijke hulp. Ik ging op weg naar school, op de hoek Oranjesingel/Wilhelminasingel stond een groepje mensen in de lucht te kijken, in de verte was de glinstering van vliegtuigen te zien, men probeerde te tellen, het leken er 15 te zijn maar ik geloof niet dat ze het eens waren over het aantal. We zagen de vliegtuigen dwars over de Oranjesingel, dus richting Arksteestraat, d.w.z. naar het noorden. Toen ik op de Bijleveldsingel bij de speelplaats van de school was brak het gedreun en geknal los. Ik wist eigenlijk wel dat ik bij gevaar direct dekking moest zoeken en het muurtje voor de speelplaats bood prima dekking. Toch begon ik te lopen, hard te lopen, maar ik kwam niet vooruit. Later dacht ik dat dit door de hevige luchtdruk kwam maar achteraf besef ik dat er daar geen schade, dus ook geen luchtdruk door de explosies was. Het was een ervaring die je ook wel in dromen beleeft, je probeert een onheil te ontlopen maar verstart en het lijkt dat je niet vooruit komt. In feite moet ik al snel in de school geweest zijn waar we allemaal in de hal tegen de buitenmuren werden gezet. Dit was de plek die het veiligst geacht werd. Toen begon het wachten, ik heb geen idee hoe lang het geduurd heeft. Ik weet nog dat er een echtpaar met kinderwagen aankwam, dit kan zeer wel Marianne Fest-Homan geweest zijn die in deze rubriek haar herinnering weergeeft. Ik hoorde de jongens onder elkaar fluisteren : "die hebben niks meer".

Uiteindelijk kwam mijn vader. Hij was naar het distributiekantoor in de stad geweest en vandaar naar zijn zaak aan de Weurtseweg gegaan. Daar hoorde hij de explosies waarop hij meteen terug naar huis ging. Hij zag door de Hezelpoort dat er geen Stevenstoren meer was. Bij huis trof hij op het trottoir een jongen aan die een been miste. Terwijl hij probeerde de wond af te binden schreeuwde onze buurvrouw zo hard dat hij daar naar binnen ging. De vrouw bleek nauwelijks iets te mankeren. Toen mijn vader weer buiten was had men de jongen al meegenomen. Volgens George Hilckmann was dit Jan Blonde. (Janssen pag.280).
Mijn moeder was bij het eerste explosielawaai de kelder ingegaan waar haar op de trap de kalkbrokken al navielen. In de kelder was het na het gedreun aardedonker, een plek waar je nooit meer uit zou kunnen komen. Ze wist niet hoe lang het duurde maar uiteindelijk daalde het stof neer en werd weer een straaltje daglicht door het kelderraam zichtbaar. Toen ze buiten kwam is ze door mijn vader naar zijn zuster, mijn tante Ada, aan de Graafseweg gebracht.

Nadat mijn vader me vertelde dat we alleen materiële schade hadden ben ik teruggelopen naar huis. Toen ik vanuit de Van Welderenstraat de kruising Bisschop Hamerstraat/In de Betouwstraat passeerde kon ik door de Molenstraat de brand in de stad zien. Op de hoek van de Molenstraat met de Walstraat was de propaganda-affiche "Anglo-Amerikaansche Oorlogsvoering" te zien met de afbeelding van de brandende stad. Het zette me meteen aan het denken: "die Amerikanen waren toch ook niet van die lieverdjes, de waarheid in de berichtgeving was maar zeer betrekkelijk". Pas veel later besefte ik dat deze herinnering een onmogelijke situatie weergaf : die affiche werd pas in maart gemaakt en kon dus nooit daar gestaan hebben op 22 februari : het beeld was er achteraf in mijn geheugen in geprojecteerd.
Aangekomen bij het Quackmonument zag ik de ravage aan de singel. Het dubbelhuis van Hattink en Peljak in puin, door de raampjes van de voordeur die nog overeind stond zag ik de vlammen van een al bijna uitgebrand vuur. Een bizar gezicht maar mijn nog altijd levendige herinnering aan de staande voordeur is juist want fotografisch vastgelegd (o.a. oorlog/fotocollectie 2 nr.67) In het plantsoen een bominslag, op dezelfde foto te zien en een derde krater in de voortuin van onze buren (nr. 1b of 2) waar een gat in de voorgevel geslagen was (foto's: gastredactie J. van Lith en oorlog/fotocollectie 1 nr.38) De toegang tot het huis, een hardstenen trap, was geheel met grond en stenen bedekt, de duimdikke voordeur was afgebroken en binnen was het een puinhoop van kalk, hout en glas. Mijn vader was bezig zoveel mogelijk van de inboedel te verzamelen om die tegen plundering in veiligheid te brengen. Ik kreeg mijn armen vol kleren en tenslotte nog een klok die hij van de schoorsteenmantel griste. Toen ik buiten kwam rende er een vrouw langs, hysterisch roepend "mijn kind, mijn kind". Enkele mannen probeerden haar te stoppen : "wie ben je, waar woon je", maar ze rende als een blinde door. Bij de dikke boom waar de tuin van dr. Woltering begon lag het verminkte lijk van een man. Uit het interview met George Hilckmann blijkt dat dit zijn vader geweest moet zijn.(Janssen pag.279,280) Zo beladen liep ik naar mijn tante aan de Graafseweg, via de Nassausingel waar meubels buiten stonden, blijkbaar wegens gevaar voor uit de binnenstad overslaande brand.
De volgende dag ging ik naar familie in Wijchen waar we later de beschikking kregen over het huis van mevr. Teurlings die op het stationsplein was omgekomen, haar man zat in krijgsgevangenschap. De schade aan de huizen Kronenburgersingel 1 en 1a was in september hersteld, op glas en schilderwerk na, maar ze werden toen door de Duitsers in brand gestoken waarna de ruines door de geallieerden werden opgeruimd. Een foto van deze huizen in de herstelsteigers heb ik ooit eens gekregen en zou uit het gemeentearchief afkomstig moeten zijn, kon die echter digitaal niet terugvinden, ook niet bij Noviomagus, daarom hierbij gevoegd.
Zo heeft het bombardement ons gezin alleen materiele schade gebracht maar toch ook een diepe indruk achtergelaten.

terug


REAGEER:

Uw aanvullingen of opmerkingen zijn welkom!
Met dit formulier kunt u (nog) geen foto's versturen. Gebruik daarvoor uw e-mailprogramma.
Opmaak kan wel, bv <b>Vet</b> of <i>cursief</i> geeft Vet of cursief.