Herinneringen Bombardement

Schuilen bij Graafseweg 6, 8, 10

Ingezonden op 04-03-2009 door Wim Benda

 

Herinneringen aan het bombardement op Nijmegen van dinsdag 22 februari 1944

van Wim Benda

Destijds woonden wij in het Willemskwartier. Ik was bijna tien jaar en zat in de vierde klas van de lagere school. Onze school aan de Azaleastraat was door de Duitsers gevorderd. Daarom kreeg we les in een school op het Kelfkensbosch. Op de bewuste onheilsdag liep ik tussen de middag van school naar huis. Komende vanaf de Bisschop Hamerstraat bevond ik mij op een zeker moment in het centrale parkgedeelte van het Keizer Karelplein. Het bekende, diepe gebrom van bommenwerpers hoog in de lucht drong tot mij door. Vrijwel op hetzelfde moment werd de stad opgeschrikt door de sirenes van het luchtalarm. Ik bleef even stilstaan om te zien of er in het park een veilige schuilplaats te vinden was. Het enige wat enigszins beschutting zou kunnen bieden waren de eenmansgaten die links en rechts van het geplaveide voetpad gegraven waren. Het wegstervende luchtalarm werd overstemd door de bloedstollende dreunen van de eerste bommen die ergens in de binnenstad tot ontploffing waren gekomen. Snel overwoog ik wat ik het beste kon doen: in zo'n eenmansgat gaan zitten, of zo hard als ik maar kan richting Graafseweg lopen? Ik koos voor het laatste. Ik wilde zo snel en zo ver mogelijk weg zien te komen van het gebied waar de bommen met donderend geweld hun vernietigende werk deden. Ik zette het op een lopen en terwijl ik de zuidwestelijke ringbaan van het Keizer Karelplein overstak keek ik naar de lucht om te zien waar het aanzwellende vliegtuiggebrom vandaan kwam. Ik zag dat tientallen bommenwerpers in noordoostelijke richting over de stad vlogen en witte condensstrepen in de heldere, strakblauwe vrieslucht trokken.
Ik vervolgde mijn vlucht over het rechter trottoir van de Graafseweg, maar het zag er naar uit dat ik het gevaar niet voor zou kunnen blijven, want het geluid van de exploderende bommen kwam van steeds dichterbij. Schuin voor mij aan de overkant zag ik een man in een donkere overjas plat voorover en roerloos naast zijn fiets op de straat liggen. Ik kon mij niet voorstellen dat de man daar midden op de, overigens verlaten, rijweg was gaan liggen om dekking te zoeken. Het leek er meer op dat hij getroffen was door een bomscherf of iets dergelijks.
Aangekomen ter hoogte van de huizen met de huisnummers 6 tot 10 hoorde ik, tussen de oorverdovende dreunen door, ergens uit een van die huizen mensen roepen en schreeuwen. Ik zocht waar het geroep vandaan kwam en zag dat enkele vrouwen in een souterrain mij wenkten en riepen dat het op straat veel te gevaarlijk was en ze bevalen mij om bij hen in de kelder te komen schuilen. Via de voortuin vluchtte ik het trapje af naar de kelderverdieping, waar de vrouwen mij naar binnen sleurden. In deze gedeeltelijk onder de grond liggende ruimte waren nog meer mensen die dekking hadden gezocht en zij stonden tegen de witte keldermuren gedrukt met de handen beschermend op het hoofd. Van een van de vrouwen moest ik tussen hen in ook tegen de muur gaan staan. Bij elke bominslag stond het huis op zijn fundamenten te schudden. Toen hier en daar stukken kalk naar beneden kwamen vallen werden de vrouwen steeds angstiger en begonnen hardop het rozenhoedje te bidden. Automatisch werden zij daarin gevolgd door de overige aanwezigen, waaronder ook ik. We hulden ons in een wolk van weesgegroetjes en schietgebedjes. Het was alsof het instinct ons ingaf dat we minder kwetsbaar zouden zijn naarmate de gebedswolk minder ijl was. Des te heftiger en angstaanjagender de fundering van het huis schudde, door de alsmaar dichterbij vallende bommen, des te luider werd er gebeden.
Na enige tijd scheen de laatste bom gevallen want er waren geen explosies meer te horen. Geleidelijk aan waagde men zich voor een eerste verkenning weer buiten. Pas nadat het veiligsignaal had geklonken mocht ook ik van de vrouwen de kelderverdieping verlaten en mijn weg naar huis vervolgen. Ik heb er niet meer op gelet of de man in de donkere overjas nog op straat lag; op dat moment had ik maar één doel: zo snel mogelijk naar huis. Misschien lag daar de boel ook wel in puin.
Op de Graafsebrug aangekomen, zag ik dat het station voor een groot gedeelte kapot gegooid was en dat uit de puinhopen meters hoge vlammen door de van rook verzadigde lucht flakkerden. Vanaf datzelfde standpunt op de brug stelde ik tot mijn grote opluchting vast dat het bommentapijt zich niet over het Willemskwartier had uitgespreid. Gelukkig…!

Nog steeds ben ik van dank vervuld jegens de mij onbekende bewoners van het huis aan de Graafseweg (nr. 6, 8 of 10?), die mij, een jongetje van negen, als het ware gedwongen hebben om in hun souterrain te schuilen voor het verschrikkelijke bombardement. Mogelijk is mij daarmee een groot onheil bespaard gebleven.

terug


REAGEER:

Uw aanvullingen of opmerkingen zijn welkom!
Met dit formulier kunt u (nog) geen foto's versturen. Gebruik daarvoor uw e-mailprogramma.
Opmaak kan wel, bv <b>Vet</b> of <i>cursief</i> geeft Vet of cursief.