Zuuk t mar uut - Wim Janssen

Uit het Nimweegs verleden 51

24-03-1982

De vakbeweging 2

Vooral in Nijmegen waar drie van de vier inwoners katholiek waren, of als zodanig ingeschreven stonden, botsen de opvattingen, overtuigingen en belangen van groeperingen en enkelingen vaak hard en heftig. Toen in 1894 de Nijmeegsche R.K. Volksbond opgericht werd kwam deze bond onder beschermheerschap te staan van de fabrikant F. Th. J. H. Dobbelman. Geestelijke adviseurs werden F. A. L. Bronsgeest, deken van Nijmegen en tevens pastoor van de St. Augustinuskerk en J. M. J. Joosten, pastoor van de St. Franciscuskerk.

Met zo'n loodzware top van twee geestelijken en 'n fabrikant als toeziende voogden, was het voor de eenvoudige bestuursleden van de bond natuurlijk moeilijk en zwaar werken, van zelfstandig beslissen of besturen was geen of weinig sprake. Dat prikkelde niet alleen de R.K. georganiseerde arbeiders maar ook de socialistische georganiseerde werknemers en hun leidsmannen. Diverse aantijgingen deden de ronde over het samenspelen van fabrikanten en pastoors. Toen in 1905 de bond van Christelijke Spoor- en Tramwegmaatschappijen opgericht werd, waar dominee Slotemaker de Bruďne veel voor gedaan heeft, werden ook de dominees niet gespaard van dat soort verdachtmakingen. Wie kent niet onderstaand verhaaltje over 'n fabrikant en 'n pastoor?
'n Fabrikant en 'n pastoor zitten samen, onder het genot van 'n fikse borrel, dat moet er natuurlijk bij, te praten over de arbeidersbeweging. Op 'n gegeven moment zegt de fabrikant tegen de pastoor: „als jij de arbeiders maar vroom houdt dan zal ik ze wel arm houden". Nog venijniger wordt het als dé rollen omgedraaid worden en de pastoor tegen de fabrikant zegt: „als jij ze maar arm houdt dan zal ik ze wel vroom houden". U proeft zeker wel de hoeveelheid gift dat er in zit? Dit verhaaltje deed natuurlijk ook de ronde over 'n dominee en 'n fabrikant, het lag er alleen maar aan wie het vertelde en welke geestelijke leidsman men wilde treffen. De echtheid van het verhaaltje mag u gerust in twijfel trekken, alhoewel bepaalde werkgevers en geestelijke leidslieden er soms aanvechtbare methodes op na hielden om hun zinnen door te drijven. Aan de hand hiervan wil ik u enige waar gebeurde voorvallen niet onthouden.

Werkgever 1
Rond 1910 werkte mijn vader als pakhuisknecht bij een brandstoffenhandelaar aan de Waalkade waar hij voor weinig loon vele uren in de weer moest zijn. Toen zijn baas er achter kwam dat mijn vader lid was geworden van de R.K. Transportarbeidersbond wilde hij vader dwingen de bond uit te gaan op straffe dat hij anders ontslagen zou worden. Omdat mijn vader weigerde aan de wens van zijn baas toe te geven kreeg hij ook inderdaad ontslag. Dat kon vroeger allemaal.

Werkgever 2
'n Kennis van mijn vader verrichtte als voerman bodediensten met paard en wagen voor 'n transportbedrijf, óók aan de Waalkade. De directie van dat bedrijf stelde haar werknemers in kennis dat er 'n loonsverlaging van enkele guldens per week ingevoerd zou worden. Omdat de kennis van vader - met nog enkele andere voerlieden - weigerden om onder het geldende loon te werken kregen zij op staande voet ontslag.

Werkgever 3
Het vrouwtje van 'n jonge scheepswerfarbeider brengt op 'n donderdag 'n dochter op de wereld. Vrijdagsmorgens neemt hij vrij om het kind bij de burgerlijke stand aan te geven. Wanneer hij 's middags op de werf komt wordt hij met nog wat anderen op staande voet ontslagen omdat - naar het zeggen van de directie - er geen werk meer voor hen is.

'n R.K. geestelijke
In de St. Augustinusparochie is 'n pater, in de twintiger jaren, bezig in zijn wijkgedeelte het zielenaantal op te nemen, iets dat toentertijd jaarlijks gebeurde. In het oude stadsgedeelte komt hij bij 'n jong vrouwtje dat zwanger is van haar derde kindje. Nadat hij de gezinsgegevens genoteerd heeft stelt hij het vrouwtje de vraag of haar man wel georganiseerd is. Wanneer het vrouwtje deze vraag met ja beantwoord heeft, vraagt hij van welke bond haar man dan wel lid is. De pater is zeer verontwaardigd wanneer hij hoort dat de man modern (socialistisch georganiseerd) is. Hij eist op hoge toon dat haar man deze bond uit gaat en zich aansluit bij 'n R.K. bond. Wanneer hij van het vrouwtje te horen krijgt dat het een zaak van haar man is en niet van de pater, is het hek van de dam. Hij eist nu dat haar man hem gehoorzaamd zo niet dan zal hij persoonlijk naar de werkgever van haar man stappen om hem te laten ontslaan en een R.K. georganieerde arbeider in zijn plaats aan te nemen! Hierop wordt het vrouwtje furieus en nu eist zij, in haar niet mis te verstaan Nimweegs dialect, dat hij op staande voet haar huisje verlaat en niet het lef moet hebben om zelfs de voordeur nog één keer te genaken. Wanneer haar man thuiskomt en het verhaal van haar te horen krijgt wil hij, in zijn drift, meteen naar de pastorie om de betreffende pater alle straatstenen van de oude stad te laten kussen, maar zijn vrouwtje weet - wijzend op haar positie en het komende kindje - hem daarvan te weerhouden.

Op foto ziet men 'n praalwagen van de Ned. R.K. Bond van Transportarbeiders te land en te water afd. Nijmegen. De foto is gemaakt omstreeks 1923 op het Mariënburgplein ongeveer waar nu de Bondsspaarbank is. Op de praalwagen staan zeven bootwerkers waarvan de derde van links 'n houten schep toont die gebruikt werd bij het lossen van granen. De tweede van rechts laat 'n mand zien waarmee zij turf droegen uit de turfschepen. Tussen de eerste twee bootwerkers kan men nog wat van de woorden Rerum Novarum lezen. Rerum Novarum is de titel van 'n zeer belangrijke encycliek die paus Leo XIII op 15 mei 1891 uitvaardigde en over het arbeidersvraagstuk handelde.
Bij welke gelegenheid de foto gemaakt is, is niet bekend. 

Klik hier en reageer daarmee per email als u uw reactie hieronder wilt laten plaatsen

Bron (©) 1981 Wim Janssen - Nieuwsblad De Brug Nijmegen

terug

REAGEER:

Uw aanvullingen of opmerkingen zijn welkom!
Met dit formulier kunt u (nog) geen foto's versturen. Gebruik daarvoor uw e-mailprogramma.
Opmaak kan wel, bv <b>Vet</b> of <i>cursief</i> geeft Vet of cursief.