VDHorst

© Wigger KF van der Horst, Digitale bewerking Henk Kersten/Stichting Noviomagus.nl

Engelse versie (English version)

XIV
De Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders
en de verdediging van de Waalbrug
9 November 1944 – 23 March 1945

Bron:
‘Up The Glens - Stormont. Dundas and Glengarry Highlanders 1783-1994’,
door Lt.-Col W. Boss en Brig.Gen. W.J. Patterson - 1995.

Op donderdag 9 November 1944 vertrok het bataljon van de ‘Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders’ (ook wel ‘Glens’ of ‘Glengarrians’ genoemd) vanuit Gent in België naar Grave in Noord-Brabant. Met DUKWs ging het Bataljon van de ‘9th Infantry Brigade’ op 10 november om 21.00 uur richting haar uiteindelijke bestemming: Nijmegen.
Op zaterdag 11 november om 23.00 uur werden de Amerikanen van het ‘2nd Battalion, 505 Paratroop Infantry Regiment of the US Army’ afgelost ten oosten van Nijmegen en daarop legerden de SD&G-Highlanders zich in Persingen en Groenendaal. Doel: het bewaken, de verdediging en het veilig stellen van de Waalbrug bij Nijmegen en het omliggende gebied.

Al snel werd er vastgesteld, dat de vijandelijke troepen in dit gebied dezelfde waren, waartegen de Glens al eerder gevochten hadden in de ‘Falaise Gap’, in Frankrijk: de ‘84ste Duitse Divisie’ en een aantal - voor de Glens - nog onbekende compagnieën, waaronder het ‘1052ste-‘ en ‘1053ste Infanterie Regiment’, en op de rechter flank de Duitse ‘190ste Divisie’ die was samengesteld uit het ‘30ste-‘ en ‘520ste Grenadier Regiment’. Ook waren er in het gebied eenheden van de Duitse ‘9e Divisie Para-troepen’ en de ‘86ste Divisie’ actief.

Kort nadat de eenheid zich geïnstalleerd had in haar nieuwe omgeving, besloot het Hoofdkwartier om de Brigades om de zeven dagen te verwisselen, met twee actieve Brigades en één als reserve, waarvan de laatstgenoemde d.m.v. training op peil zou worden gehouden. 

In de nacht van zaterdag 18 op zondag 19 november 1944 losten de SD&G-Highlanders
de “Highland Light Infantry of Canada’ af nabij het plaatsje Ooij.

SD&G-Highlander James Edward Fendly (34), sneuvelde op Woensdag 15 november en vier dagen later kwam het bericht dat Private Reginald Maxwell Barr (24) plotseling in België was overleden.

Op zondag 18 november 1944 boorden zich twee granaten van de Duitsers in de kerktoren, waar op dat moment de ‘Regimental Aid Post’ - RAP - ondergebracht was. 

Er volgde een periode van dagelijkse patrouilles, waarvan één onder commando van Luitenant James S. Smith, die daarvoor een eervolle vermelding kreeg.
Eén van de taken van alle patrouilles was, om Duitsers gevangen te nemen, maar toen het Bataljon daarmee geen succes had tijdens de nacht, werd er overgeschakeld op patrouilles overdag. Om ongeveer 05.45 uur stonden Ed Scott en Earl Hannah (‘A’-company) op wacht in een schuur, toen Scott een witte gestalte zag bij de ingang van een heg. De verwachting was dat zij een patrouille van de ‘Highland Light Infantry of Canada’ zouden ontmoeten en Scott dacht dat de gestalte één van hen was. Hij daagde hem uit maar kreeg geen antwoord. Hij deed het opnieuw, maar dit maal dook de gestalte voor dekking over de heg. Scott vuurde en Hannah rende uit de schuur, al vurend met zijn brengun laag in de heg en langs de weg. Luitenant Robert Good kwam op het schieten af en de drie Glengarrians gingen naar de weg voor onderzoek. Zij vonden een een Duitse officier en soldaat die gedood waren en iets verderop een gewonde Duitser. Toen de ‘Highland Light Infantry of Canada’ patrouille even later arriveerde, zeiden zij, dat ze onmogelijk hun weg konden vervolgen omdat ze opgehouden werden door Duitsers die op hen vuurden. Was dat niet het geval geweest, dan waren zij regelrecht in de hinderlaag van de Duitsers gelopen.

Soldaat Lester Joseph McDonough (35) sneuvelde tijdens een actie op maandag 20 november 1944.

Op dinsdag 21 November wordt er ‘. . . een vreemde condensstreep gezien, dat veroorzaakt wordt door een ‘soort vliegtuig’, dat vanuit noordoostelijke richting vanaf de grond werd afgevuurd . . . ’. Er zijn aanwijzingen dat het een V-2 is, die vanaf een raketbasis in de buurt gelanceerd is. 
Naarmate de dagen voorbij gingen werden er meerdere rapportages verzonden naar het Hoofdkwartier, waar de ‘Intelligence Branch’ de exacte locaties van de raketbasis trachtte te lokaliseren.

Er is nóg een voorbeeld uit die periode, waarin de mentaliteit van vastberadenheid en kameraadschap, dat heerste in het bataljon tot uiting komt. Een verhaal dat voor altijd zal leven in de annalen van ‘The Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders’:
Net na middernacht van zondag 19 op maandag 20 november 1944, gaat Luitenant Frank Groff, begeleid door een korporaal, een Pioneer met een mijndetector en een Private, voor onderzoek naar een huis 200 meter vóór de positie van ‘Mortar Platoon’, en een groep huizen 500 meter verderop.
Twee afdelingen van ‘Mortar Platoon’ waren gelegerd in vier - in aanbouw zijnde - silo’s van ongeveer zes meter hoog. Alhoewel de omgeving erg vlak was, hadden zij geen betere locatie kunnen kiezen. 
De patrouille voerde haar eerste taak met succes uit, maar een poging om de tweede groep met huizen te bereiken was onmogelijk omdat de weg letterlijk ‘ondermijnd’ was.
In de buurt van de weg gingen zij verder langs de rivierbedding en verrasten daarbij een Duitse mortier- en een luchtdoelgeschutstelling in- en rondom de huizen. In een poging om terug te trekken, stapte Corporal B. Sauve op een mijn, waardoor zijn voet eraf geblazen werd. De Pioneer was op slag blind en alle vier hadden ze ook een shock door de explosie.
Luitenant Groff droeg, zonder rekening te houden met zijn eigen veiligheid, de 86 kilo zware korporaal terug naar de beek en verbond zijn wond. Daarna keerde hij terug en leidde de blinde Pioneer en de Private terug naar de beek.
Hoewel de uitputting nabij, droeg Luitenant Groff de Korporaal 500 meter terug naar hun uitgangspositie. Hij weigerde nog steeds om te rusten, voordat hij een groep helpers terug naar de beek had gebracht, om de overige twee op te halen.

Op woensdag 22 november 1944 werden de Glens (9de Brigade) afgelost door de 8ste Brigade en trokken zij naar de omgeving van Beek voor een zevendaagse trainingsperiode.

Major-General ‘Dan’ Spry bezocht het Bataljon op vrijdag 24 november en Captain B.M. Thompson, die verwondingen had opgelopen nabij Boulogne in Frankrijk, keerde bij zijn eenheid terug.

Op zondag 26 november 1944 toen de manschappen zich opstelden voor een kerkdienst, viel er een raket of een bom dichtbij het bataljon. Het projectiel verwoestte een huis in de nabijheid en brak alle ramen van het Hoofdkwartier van het Bataljon en andere gebouwen. De soldaten George Edward Mahar en Douglas R. Schofield (19) werden gedood en vijftien anderen gewond. Sergeant Lyle L. Boice (22) and soldaat Francis K. Black stierven op 26 november aan hun verwondingen. Ook waren er een aantal Nederlandse slachtoffers te betreuren, waaronder twee kleine meisjes (naar informatie over de identiteit van deze Nederlanders ben ik nog op zoek - WKF

Op dinsdag 28 november ontving Lieutenant-Colonel Roger Rowley en Major John G. Stothart de D.S.O.-onderscheiding voor hun moedig optreden in de strijd bij Boulogne in Frankrijk.
De volgende dag namen de Glens de taken over van de ‘Regina Rifles’ van de ‘7th Canadian Infantry Brigade’ en werden ‘ingekwartierd’ in gegraven schuilplaatsen die verwarmd werden door allerlei zelfgemaakte kachels, maar ‘D’-Compagnie wist 20 kleine tentjes te bemachtigen.

Op maandag 4 december was er opnieuw een overname van taken: de Glens losten de de ‘North Novas’ af, waarvan ‘A’- en ‘D’-Compagnieën al in Duitsland waren. 
De volgende dag kwam er een groep van vijftig man versterking aan en deze startten hun trainingsprogramma in ‘B’-Echelon - tussen Groenlanden en Ooij.
Het beleid van de SD&G-Highlanders was erop gericht om gedurende de hele maand de linies in stand te houden, constant te patrouilleren en de brug over de Waal te bewaken en verdedigen.
Tijdens één van de patrouilles geleid door Luitenant James Smith, en bestaande uit een Korporaal en vier Privates, ging op weg om een onderzoek in te stellen en verslag uit te brengen over een kruispunt, 500 meter achter de vijandelijke linies.
De kleine groep drong diep door binnen de vijandelijke linies en vond de verlangde informatie voordat zij door Duitse schildwachten gezien werden. Vanuit een tank werd er op hen gevuurd met een machinegeweer. In plaats van terugtrekken ging de patrouille naar de Duitse stelling toe en schakelde deze volledig uit. 
Inmiddels waren de Glens omringd door de vijand, maar met doorzettingsvermogen en moed vochten zij zich een weg uit de val van de Duitsers en keerden veilig terug binnen hun eigen linies met alle belangrijke informatie, maar bovendien een gevangen genomen Duitser.
Duitse patrouilles werden regelmatig uitgezonden en toonden een vorm van agressie die zowel tot gevechten leidde tussen verkenningspatrouilles waarbij ook gebruik werd gemaakt van honden, waarbij ze opgewacht werden door Glens met mortieren, machinegeweren en kleinere wapens.
Er werden concrete afspraken gemaakt voor de Glens, om zes man per Compagnie een rustperiode te geven in een ‘rust”-centrum met de naam ‘Hotel Glen’, dat voorzien was van alle mogelijke voordelen. De kantine van de ‘Salvation Army’ was daar gevestigd en de toezichthouder had het project met hart en ziel tot een goed einde gebracht en men vond het een briljante prestatie.

Terwijl de Glens de linies gesloten hielden, werden er tegelijkertijd tactische oefeningen gehouden en administratieve werkzaamheden gecombineerd met patrouille-activiteit maar met 100 procent ‘Stand-TOS’. De druk in de Belgische Ardennen had de aandacht van de Glengarrians.

De feestdagen verliepen niet zonder teleurstellingen. Op zondag 24 december 1944 kwam het bericht binnen dat Korporaal Louis J. Jacques (20) ‘mogelijk gesneuveld was’, hetgeen nog dezelfde dag bevestigd werd. Op vrijdag 29 december overleed Private William A. Boate (25) aan zijn eerder opgelopen verwondingen. 

Dezelfde dag werd Luitenant Reg Dixon bevorderd tot Captain en overgeplaatst naar het Hoofdkwartier van de 3rd Canadian Division als Intelligence Officer en Luitenant F. Keith Pelton nam de taak op zich van Intelligence Officer in het Bataljon.

Eerste Kerstdag - 25 december 1944 - was mistig en erg koud. Omdat het Bataljon als reserve ingezet zou worden, werd het kerstdiner uitgesteld tot Nieuwjaarsdag. Op woensdag 27 december 1944 namen de ‘North Novas’ de taken over van de Glens, die naar de rechter flank vertrokken. 

Op zaterdag 30 december viel er een V-1 raket tussen de Glens en de ‘North Novas’. Het projectiel was mogelijk gericht op Engeland, maar een defect in het mechanisme verhinderde dat en bovendien was ook de explosieve lading beschadigd, waardoor de V-1 niet explodeerde.

Op Nieuwjaarsdag, maandag 1 januari 1945, kwam het zonnetje nog even door en ook Hitler’s Luftwaffe, die laagvliegend hun doel richtten op de Brug over de Waal, maar schade bleef uit.

Hoogtepunt van de dag was het uitgestelde kerstdiner met ‘ingeblikt kalkoen’ en de traditionele ‘plum’pudding dat gehouden werd in het Hoofdkwartier van de Glens - Huize ‘Elsbeek’ in Berg en Dal. Na het diner was enige opwinding, toen er een fornuis dat op benzine brandde, in de keuken ontplofte. De keuken en het aangrenzende huis, waar het Hoofdkwartier in gevestigd was, vloog in brand. Het meest waardevolle papieren en sommige uitrustingsstukken van de eenheid kon worden gered, maar het huis en de overige inhoud werd als verloren beschouwd. De manschappen kregen het kerstdiner in hun linies en werden bezocht door de Brigadier en de Commandant.

In januari 1945 waren er geen dodelijke slachtoffers, maar in die periode raakten Luitenant C.B.S. Avery en 58 Glens gewond. De gebruikelijke patrouilles werden dagelijks uitgevoerd en af en toe wisselden de bataljons van positie. De dagen en nachten verliepen niet zonder spanning, vooral toen vanaf zaterdag 6 januari 1945, iedere nacht, een aanhoudend geluid van een paard en wagen in de vijandelijke linies gehoord werd in het gebied van ‘C’-Company. Het geluid kwam vanuit de richting van het Duitse plaatsje Zifflich, net over de Duitse grens. De Glens dachten dat het mogelijk het geluid van een grammofoonplaat was, die binnen de Duitse linies verplaatst werd, om hen in verwarring te brengen.

Op vrijdag 12 januari 1945 naderde een Duitse patrouille in witte camouflagepakken te dicht bij ‘A’-Company platoon. Private Scott wilde de leidende Duitse officier van de patrouille staande houden, maar schoot hem in het hoofd toen hij doorliep. Het schot alarmeerde de rest van de Glens, waarna er een vuurgevecht ontstond. Daarbij raakten een aantal Duitsers gewond.
Zij trokken zich terug met achterlating van een machinegeweer en twee ‘Panzerfausts’. Sporen in de sneeuw gaven aan dat zij een aantal gewonden terug gedragen hadden naar hun eigen linies.
Op zaterdag de volgende dag - werd er in de middag, in het gebied van ‘C’-Company, dat grensde aan de Waal, een aantal mini-onderzeeërs van ongeveer twee-en-een-halve meter lang waargenomen, die mogelijk op weg waren naar de brug over de Waal. Eén van de mini-onderzeeërs werd opgeblazen door een ‘six-pounder’, die door Captain Bernie G. Fox, Commandant van Anti-Tank Platoon, werd afgevuurd en een tweede werd uitgeschakeld. Onderdelen werden later op de rivierbedding teruggevonden, waaronder de propellor.
In de Waal, in het gebied van ‘D’-Company, werden op dezelfde middag drijvende voorwerpen gezien met een half ronde vorm met pinnen aan de buitenkant. Het waren mijnen die door de Duitsers in de rivier uitgezet waren, in de hoop dat zij de brug over de Waal zouden raken. De uitschakeling van deze mijnen werd bereikt door beschietingen vanuit alle Canadese eenheden langs de rivier, zodat de brug geen schade opliep en intact bleef.

Op woensdag 17 januari 1945 kreeg het bataljon een korte rustperiode in Driehuizen en namen daarna de taken over van ‘The Queen’s Own Rifles of Canada’. Het hoofdkwartier van de Glens werd gevestigd in ‘Huize Rätia’*, een groot huis in de stijl van een Zwitsers Chalet.

Het fameuze ‘Hotel Glen’ was nog steeds in gebruik als een 24-uurs rust-centrum: comfortabel, vriendelijk, met een kantine, met in de avond en nacht vertoning van films en een aanbod van allerlei tijdschriften. Een gebouw van onschatbare waarde voor de Glengarrians. 
Verlof voor een periode van 48 uur werd toegestaan naar Brussel, Gent en Parijs.

Op maandag 22 januari 1945 kreeg Private G. Cunningham het avontuur van zijn leven toen hij als deelnemer van een patrouille – gekleed in witte camouflagepakken – op weg ging om huizen te verkennen in vijandelijk gebied. In eerste instantie hadden zij door loopgraven willen kruipen die evenwijdig aan een weg liep en die regelrecht naar het doel zou leiden. Echter, in de maanloze donkere nacht vonden zij niet de loopgraven en in een poging om zich te oriënteren trokken zij de aandacht van de Duitsers, waarop deze met een machinegeweer begon te vuren. 
Nadat zij over een heuvel waren teruggetrokken ontdekte de Commandant dat Cunningham niet bij de groep was. Zij gingen terug en zochten naar Cunningham, maar konden hem niet vinden, waarna zij zich terugmelden bij hun eenheid. 
Het bleek dat Cunningham op het moment van vuren door het machinegeweer, naar de grond was gedoken in de richting waarvan het vuren kwam. Na twee uur lag hij daar nog steeds. Daarna probeerde hij zich terug te trekken, maar de Duitsers hoorden hem en openden weer het vuur op hem. De rest van de dag bleef hij op dezelfde plek. 
Zich bewust van zijn plicht en door waarnemingen, verzamelde hij informatie over het gebied waar hij zich bevond. Toen de duisternis ingevallen was ontsnapte hij uit de Duitse linies.

Op zondag 28 januari 1945 stortte er, ongeveer tweehonderd meter van Mortar Platoon, een vliegtuig neer. Alle negen bemanningsleden landden veilig op de grond. Eén van hen landde dichtbij Tactical Headquarters. De lichte verwondingen op zijn gezicht werden verbonden door de diensdoende MD. De man behield een stuk van zijn parachute, maar gaf de rest aan degene die op dat moment aanwezig waren. Een tweede bemanningslid landde in ‘No Man’s Land’. Een afdeling van de ‘Carrier Platoon’ ging op zoek naar hem. Onderweg kwam het tot een kort vuurgevecht met een kleine eenheid van de Duitsers. De Duitsers had al op de parachutist geschoten toen hij nog in de lucht was. Ze werden na een kort vuurgevecht teruggeslagen en de parachutist werd veilig teruggebracht naar eigen linies.
Lieutenant George F. Hunter (36) die later bij Zutphen sneuvelde, was Assistent Adjudant tijdens deze periode.

Op dinsdag 30 Januari viel er ruim 12 cm sneeuw, maar fijne regen deed alles weer smelten en maakte de grond tot een dunne modderbrij.

Tijdens een patrouille in het gebied sneuvelde Private Armand Morais (23) tijdens een vuurgevecht op vrijdag 9 februari 1945.

Begin Februari 1945 werden sommige kamers in ‘Hotel Glen’ gebruikt voor ‘O’-groepen en ‘Planning’, waardoor het duidelijk werd dat er belangrijke veranderingen op komst waren. 
Na een nacht met zware regen, werd op 10 februari 1945 het bataljon verplaatst naar het gebied van de stranden van Beek, waar zij met amfibische ‘Buffaloes’ en ‘Weasels’ vervoerd werden richting Rindern en Kleef om daar de strijd aan te gaan met de Duitsers, die langs de ‘Siegfriedlinie’ en in het ‘Hochwald’ gelegerd waren.

Tot slot

Glengarrian Charles Reginald Dunk CQMS was tijdens de hele periode in het gebied van Nijmegen gelegerd. Na de oorlog, in de zomer van 1945 ontmoette hij een meisje die hem een kaart van de Karolingische Kapel in Nijmegen heeft gegeven. Op de achterkant schreef ze haar naam: Miepie Schenk. Het is zeer wel mogelijk dat er de ontmoeting buiten – bij toeval – heeft plaats gehad. Maar er is nog een tweede optie: de broer van Miepie, Theo vertelt, dat er twee Canadezen ingekwartierd waren in hun huis. De tweede soldaat heette Frank Zimmer C53093, waarvan de familie uit Duitsland kwam. Omdat vader Schenk niet zo sterk in het Engels was, werden de gesprekken in het Duits gevoerd. Het is best mogelijk, dat Charles Dunk bij de familie ingekwartierd geweest is, maar het zal wel altijd een raadsel blijven . . .

Speciale dank gaat uit naar hen, die zich hebben ingezet om de nog onbekende locaties in de foto’s een identiteit te geven: Henk Kersten, Jeroen de Groot, Vincent Uyen en Rob Essers – en hopelijk ben ik niemand vergeten. 

Notitie *

Woensdag 17 januari 1945 - ‘Huize Rätia’
Omstreeks 1886 bouwde Jonkheer de Marees van Swinderen op zijn grondgebied ten Noord-Westen van Groesbeek ‘Huize Rätia’ en als men het ziet dan zal men zich – qua stijl – in Zwitserland wanen.

Voor Inlichtingen:

Wigger KF van der Horst
De Deel 10
7335 MG Apeldoorn
055 54 18 303
wiggervdhorst27@planet.nl

Reactie 1:

Sjaak Gijsbers, 05-02-2011: Geachte redactie, U zocht de naam van een gebouw in de Ooij bij het artikel "verdediging waalbrug". Foto 043 is inderdaad de Hubertusschool aan de dijk, eind jaren 60 afgebroken. Ik zat in de jaren vijftig op die school.

Reactie 2:

Patricia Kouws, 18-12-2015: "Op woensdag 17 januari 1945 kreeg het bataljon een korte rustperiode in Driehuizen en namen daarna de taken over van ‘The Queen’s Own Rifles of Canada’. Het hoofdkwartier van de Glens werd gevestigd in ‘Huize Rätia’*, een groot huis in de stijl van een Zwitsers Chalet. Waar het chalet heeft gestaan is nog onbekend."

In Groesbeek staat ook een groot huis, in zwitserse stijl, nabij golfbaan met de naam Huize Ratia.
Ik kwam bij toeval uit op jullie artikel. Ik ben al een behoorlijke tijd interieurverzorgster op dat pand. 't Pand behoort nu van de familie Hoogwegt. (de vorige familie heette Portecorero)
Ik kan me herinneren dat er enige tijd geleden mensen uit Canada fotos van 't pand aan 't maken waren. Ik sprak hen aan en met mijn gebrekkig Engels en kon ik er uit opmaken dat er in de WO2 familieleden hier hadden gezeten, ze hadden toen wat oude foto's en die kwamen (na mijn mening) aardig overeen met 't pand waar we voor stonden. 't Canadees kerkhof ligt op een steenworp afstand van Huize Ratia.
Dit is wat ik weet van Huize Ratia in Groesbeek,
Groetjes Patricia

Redactie: Goed gevonden! Huize Rhätia (Rhatia, Rhaetia) heeft als adres Postweg 11, Groesbeek.


Huize Rhätia. bron: www.herfstenhelder.nl


Locatie van Huize Rhätia in de rode cirkel. bron: Google Earth

Reactie 3:

Boy van Pelt, 19-12-2015: Volgens mij was deze woning een onderdeel van een soort landgoed, dat bewoond werd door de Fam. Porto Carrero. De eigenaar was in zeer goeden doen en financierde vele objecten samen met zijn compagnon de Hr Anteunis, die op zijn beurt eigenaar was van Hotel Charlemagne in Malden. Het latere McDonalds.
Reactie 4:

Bernhard, 25-01-2018: Huize Ratia, in die tijd kwam elke Canadees hier voor een rustperiode. Alle eenheden roteerden namelijk over de diverse posten, in de Ooij en omgeving Groesbeek.
Heb hier verder nooit foto's van gezien, maar denk dat er in die tijd een Tentenkamp opgezet was. Zou mooi zijn als die nog eens verschijnen.
Reactie 5:

Wil Struike, 26-01-2018: Ik heb begin 60 jaren gesproken met een Heer Porto Carrero die een schoenfabriek had in de Kastanjelaan te Nijmegen.
Reactie 6:

Flip Jonkman, 12-04-2020: George Fleming Hunter werd gedood op 13 april 1945 maar niet bij Zutphen. Hij kwam om nabij de Ganzepannerbrug over het Overijssels kanaal op de grens van Heino en Dalfsen. 12 april was de bevrijding van Heino en ging men richting de Ganzepannerbrug.
Reactie 7:

Rob Essers, 13-04-2020: Het exacte adres van de "villa aan de Kwakkenbergweg ter hoogte van no. 92" is Kwakkenbergweg 94 Nijmegen (voor 23 maart 1939: huisnummer 316); zie Street View (nov. 2008). Op 21 oktober 1932 kreeg D. Meijer-Hartog vergunning voor de bouw van een landhuisje.

Daniël Meijer (1892-1943), echtgenote Virginie Hartog (1894-1942), zoon Jacob Meijer (1921-1943) en dochter Virginie Meijer (1926-1942) zijn in Auschwitz vermoord; zie oorlogsdodennijmegen.nl. Het huis werd op 26 november 1942 ontruimd. Op de woningkaart 1920-1946 staat N.S.B.-banleider Gerard Melchior Verstegen als laatste bewoner vermeld. Zijn jongste zoon (*1941) uit het eerste huwelijk had de voornamen Anton Adolf Benito (bron: Volk en Vaderland, 4 april 1941). Dat huwelijk werd op 5 augustus 1941 door echtscheiding ontbonden. In Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (Deel 4, tweede helft, p. 602) schreef Lou de Jong:
Een kleine handelaar en speculant uit Vught, G. M. Verstegen, die in '39 lid van de NSB geworden was, kreeg het uniform van banleider van de WA aangemeten en belastte zich met de taak, vooraanstaande figuren uit het bedrijfsleven op te zoeken aan wie hij dan duidelijk maakte dat zij tal van moeilijkheden zouden krijgen (sluiting van het bedrijf, deportatie naar Duitsland) tenzij zij voor de NSB of een van haar nevenorganisaties een flink bedrag op tafel legden; bij grote fabrikanten eiste Verstegen als regel f 10 000 om dan met f 2 000 genoegen te nemen. Hij mocht van de opbrengst van zijn actie, die hij tot in '43 voortzette, 10% zelf houden; hij kon er royaal van leven en zich bovendien twee huizen uit Joods bezit aanschaffen.

REAGEER:

Uw aanvullingen of opmerkingen zijn welkom!
Met dit formulier kunt u (nog) geen foto's versturen. Gebruik daarvoor uw e-mailprogramma.
Opmaak kan wel, bv <b>Vet</b> of <i>cursief</i> geeft Vet of cursief.
 
onthoud dit (1 uur)