Het Gat van Binky

© Wim Benda; Digitale bewerking 15-07-2011 Mark van Loon/Stichting Noviomagus.nl

Het Gat van Binky

door Wim Benda


Gedurende de oorlog, en ook nog enige tijd daarna, woonden wij met ons gezin in de Nijmeegse dichtersbuurt. De huizen waren voorzien van een kelder. Deze kelders waren van een solide, gewapend betonnen constructie en deden bij veel gezinnen dan ook dienst als schuilkelder. Vooral in de periode dat Nijmegen frontstad was - en ook onze wijk regelmatig gebukt ging onder een regen van granaten - vonden de bewoners in deze minibunker een betrekkelijk veilige schuilplaats.


dichtersbuurt (foto RAN F27811)


De kelders hadden echter de onvolkomenheid dat ze aan de straatzijde niet voorzien waren van een voldoende grote opening die in geval van nood als vluchtweg dienst kon doen. Dit hield in dat, als de normale toegang tot de kelder door een voltreffer op het huis geblokkeerd zou raken, je opgesloten kwam te zitten als een rat in een val. Sommige bewoners in de wijk hadden daarom de kleine ventilatieopening, die met de straat in verbinding stond, zodanig uitgebroken dat een volwassen persoon erdoor kon. Aan de straatzijde werd op de muur boven deze nooduitgang met wit krijt aangegeven hoeveel personen zich doorgaans in de kelder bevinden, zodat in geval van een calamiteit de reddingswerkers meteen konden zien naar hoeveel personen zij moesten zoeken.

Ook onze kelder was, met kermisbedden op de betonnen vloer, als schuilplaats ingericht, maar de extra nooduitgang ontbrak. Onze naaste buren, hadden wel zo’n vluchtweg laten aanbrengen. Zij hebben er echter nooit gebruik van hoeven maken omdat zij er op een goed moment de voorkeur aan gaven het gevaar van de stad te ontvluchten door met het hele gezin naar een evacuatieadres ergens aan de Maas te vertrekken. Omdat mijn vader te kennen had gegeven vooralsnog niet van plan te zijn hun voorbeeld te volgen, had de buurman aangeboden om van hun nooduitgang gebruik te maken. Wij moesten dan wel zelf zorgen voor een doorgang in de muur die de twee kelders van elkaar scheidde. Zo zouden wij in geval van nood via hun kelder met nooduitgang naar buiten kunnen. Vader vond het voorstel van de buurman niet alleen sympathiek, maar bovendien behartigenswaardig.

Een van de kameraden van mijn oudere broers, Binky, woonde niet ver bij ons vandaan. Binky was qua postuur geen geweldenaar maar daarentegen wel een gladde ritselaar die ontbloot was van elke vorm van bescheidenheid. Hij liet geen gelegenheid voorbij gaan om te doen alsof hij van alle markten thuis was. Zo beweerde hij, toen hij van het schuilkelderprobleem hoorde, al menig hak- en breekwerk in de kelders bij familie en bekenden te hebben verricht. Voor een baaltje Belgische shag zou hij de doorgang bij ons ook wel willen realiseren. Daar had mijn vader wel oren naar.

Zoals het een goed vakman betaamt, kwam Binky vooraf het karwei in de kelder opnemen. Mijn vader informeerde nog eens voorzichtig of hij dat klusje wel zou kunnen klaren. Binky mocht dan wat zijn fysieke kracht betreft, tot de minder bedeelden behoren, enige kracht van overreding kon hem niet worden ontzegd en hij snoefde:
‘Ik heb ‘t laotst nog gedaon bij mien oom. Die wónt ien net so’n huus as dit.’ Binky klopte en schopte wat tegen de muur. ‘So’n muurke…? Duir gao’je deurhin as poep.’
Dit klonk niet alleen hoopvol, maar ook vertrouwenwekkend.
‘Hoe groot wì’je ’t gat hebbe?’
Vader, die maar vond dat overdaad schaadt, zei bescheiden dat een gat waar hij net doorheen zou kunnen groot genoeg was.
‘Nim ‘m feural nie te kleîn,’ adviseerde Binky, ‘ien gefal fan noot mot je snel weg kunne en nie fast komme te sitte ien ‘n te kleîn gat.’ Binky tekende met een timmermanspotlood een royale rechthoek op de witgekalkte muur. ‘Sowiets?’
Vader, die niet goed raad wist met zoveel weelde, zei dat dat méér dan groot genoeg was.
‘Wanneer ken’k beginne?’ vroeg Binky gretig. Het kon hem niet gauw genoeg gebeuren.

Op het afgesproken tijdstip verscheen Binky op de werkplek met een moker en de nodige hakbeitels in zijn handen die zwaar aan zijn magere armen hingen. Het duurde niet lang of de mokerslagen vulden het hele huis en waren tot ver in de straat te horen.


(foto uit archief van de auteur)


Er was ongeveer een uur verstreken toen het gehamer ophield en Binky, bezweet en grijs van het cementstof, uit de kelder kwam gekropen en de huiskamer binnenslofte. Enthousiast kwam hij melden dat de verbinding met de kelder van de buren een feit was. Voorafgegaan door de stoere werkman begaf de familie zich naar de kelder om de vluchtweg te aanschouwen. Binky wees op de muur en nog voor iemand iets kon zeggen, zei hij, niet zonder trots:
‘Ut begin ister.’
In het midden van de rechthoek staarde een gat ons aan zo groot, dat er net een panlat door gestoken kon worden. Rond het gat was nog wat beton weggehakt tot aan de ijzeren wapening die overvloedig in het beton aanwezig bleek te zijn.

Met lede ogen zag vader het povere resultaat aan. De ijzeren staven die weerbarstig en grimmig deze poging tot een doorgang versperden, moeten op Binky dezelfde ontmoedigende werking hebben gehad als tralies op een gevangene met vluchtneigingen.
Om niet direct zijn teleurstelling te laten blijken, maar wel zijn belangstelling te tonen, boog vader zich voorover en keek met één oog door het gat. Maar hij zag niets; het was aardedonker bij de buren.
‘Ik heb fandaog gin tied mer um ‘r mee deur te gaon,’ zei Binky, terwijl hij een eigenteeltje opstak, ‘Ik kom fan de wèèk wel ‘n keer trug um ‘t ferder af te maoke.’ Zijn optimisme scheen geen grenzen te kennen.


Ut begin ister (foto uit archief van de auteur)


Toen de week voorbij was had Binky zich nog steeds niet laten zien. Voor vader was het duidelijk dat Binky’s mooie woorden niet tegen het betonijzer opgewassen waren. Het ging ernaar uitzien dat het einde van de oorlog eerder in zicht zou komen dan de voltooiing van het gat van Binky.

Hoewel gedurende de laatste maanden van de oorlog verschillende huizen in onze directe omgeving door granaten getroffen en vernield werden, is ons huis er gelukkig ongeschonden vanaf gekomen. Nog jaren lang heeft het gat in de muur gezeten. Het gat, dat een royale opening naar de vrijheid had moeten zijn, was in zijn beperktheid niet meer geworden dan een vereeuwiging van Binky’s zelfoverschatting.

terug naar gastredacties    terug naar oorlogsherinneringen


REAGEER:

Uw aanvullingen of opmerkingen zijn welkom!
Met dit formulier kunt u (nog) geen foto's versturen. Gebruik daarvoor uw e-mailprogramma.
Opmaak kan wel, bv <b>Vet</b> of <i>cursief</i> geeft Vet of cursief.